Iedereen is verantwoordelijk voor de veiligheid, maar uiteindelijk ligt het in uw handen. Als u werkt met elektriciteit, kan geen enkel instrument op zich uw veiligheid garanderen. De maximale bescherming wordt verkregen door de juiste instrumenten te combineren met veilige werkprocedures.
Hier volgt een aantal tips om u te helpen bij uw werkzaamheden.
Houd u altijd aan de (plaatselijke) voorschriften.
Haal waar mogelijk de spanning af van de circuits waaraan u gaat werken.
Zorg voor deugdelijke beveiligingen en waarschuwingsteksten tegen het opnieuw inschakelen van de installatie. Ga altijd ervan uit dat het circuit onder spanning staat als deze procedures niet zijn toegepast of als er geen controle op is.
Draag beschermende kleding en accessoires bij het werken aan circuits die onder spanning staan:
- gebruik geïsoleerd gereedschap;
- draag een veiligheidsbril of een gelaatsbeschermer;
- draag isolerende handschoenen en doe horloges en sieraden af;
- ga op een isolatiemat staan;
- draag vlamwerende kleding, geen gewone werkkleding.
Kies het juiste meetinstrument:
- Kies een meetinstrument van de hoogste categorie en voor de hoogste spanning waarvoor het mogelijkerwijs kan worden gebruikt (meestal 600 of 1000 V CAT III en/of 600 V CAT IV).
- Let op de aanduiding van de categorie en de spanning op uw meetinstrument, die zich vlakbij de verzonken ingangsconnectoren bevindt, en controleer of er een symbool voor dubbele isolatie op de achterzijde van het instrument staat.
- Controleer of uw meetinstrument is getest en gecertificeerd door twee of meer onafhankelijke testlaboratoria, zoals UL in de Verenigde Staten en VDE of TüV in Europa, aan de hand van de symbolen van deze keuringsinstanties op (de achterzijde van) uw meetinstrument.
- Controleer of het meetinstrument is vervaardigd van een duurzaam, niet- geleidend materiaal van een hoge kwaliteit.
- Controleer in de handleiding of de circuits voor weerstands-, doorgangs- en capaciteitsmetingen net zo goed beschermd zijn als het circuit voor spanningsmetingen, om te voorkomen dat er gevaarlijke situaties ontstaan als het meetinstrument per vergissing in de stand voor weerstands-, doorgangs- of capaciteitsmetingen (indien van toepassing) wordt gebruikt.
- Controleer of het meetinstrument inwendig is beschermd, om te voorkomen dat het instrument beschadigd raakt als er per ongeluk spanning komt te staan op een stroommeetfunctie (indien van toepassing).
- Controleer of de waarde van de zekeringen van uw meetinstrument voldoen aan de specificaties voor stroomsterkte en spanning. De spanningswaarde van de zekering moet ten minste net zo hoog zijn als de spanningswaarde van het meetinstrument.
- Gebruik uitsluitend meetsnoeren die zijn voorzien van: geïsoleerde connectoren, vingerbeschermingen en een antislip-oppervlak , een categorieaanduiding die ten minste gelijk is aan die van het meet- instrument;
- dubbele isolatie (controleer of het betreffende symbool aanwezig is) en zo min mogelijk blank materiaal aan de uiteinden.
Controleer en test uw meetinstrument:
- Controleer op een kapotte behuizing, versleten meetsnoeren of een slecht leesbaar display.
- Controleer of de batterijen nog voldoende geladen zijn om betrouwbare meetresultaten te verkrijgen. Veel meetinstrumenten zijn voor- zien van een batterij-indicator op het display.
- Controleer de weerstand van de meetsnoeren terwijl u deze beweegt, om inwendige onderbrekingen op te sporen (meetsnoer horen een weerstand van 0,1-0,3 ohm te hebben).
- Gebruik de zelftestmogelijkheid van de meter om te controleren of de zekeringen aanwezig zijn en naar behoren functioneren (zie de handleiding voor nadere informatie).
Houd u bij het verrichten van metingen aan circuits die onder spanning staan, aan de toepasselijke werkprocedures:
- Bevestig eerst de aardklem, daarna pas het spanningvoerende meetsnoer. Neem eerst het spanningvoerende meetsnoer los, daarna pas het aardsnoer.
- Gebruik de driepuntstestmethode, vooral bij het controleren of een circuit spanningloos is. Voer eerst een meting uit van een circuit waarvan u zeker weet dat het onder spanning staat. Voer vervolgens een meting uit van het te testen circuit. Voer ten slotte weer een meting uit aan het circuit dat onder spanning staat. Op deze manier weet u zeker dat uw meetinstrument voor en na de meting goed heeft gewerkt.
- Hang het meetinstrument op of leg het neer, indien mogelijk. Tracht te voorkomen dat u het instrument in de hand moet houden, zodat u zo min mogelijk aan de effecten van transiënten blootstaat.
- Gebruik de oude truc: houd één hand in uw zak. Dit vermindert het risico van een gesloten circuit via uw borstkas en uw hart.
Bron: Fluke Nederland