Elektrotechnische begrippen

AC

Wisselstroom.

Nauwkeurigheid

De nauwkeurigheid van een digitaal meetinstrument wordt gedefinieerd als het verschil tussen de uitlezing en de werkelijke waarde voor een onder referentieomstandigheden gemeten grootheid. Nauwkeurigheid wordt gespecificeerd in het formaat: (±xx% meetw. ±xx digits). Het eerste deel geeft een procentuele fout ten opzichte van de uitlezing aan, wat betekent dat de fout evenredig is met het ingangssignaal. Het tweede deel is een in digits aangegeven fout die constant is, onafhankelijk van het ingangssignaal. 'meetw.' staat dus voor uitlezing en 'digits' voor het aantal digits. Digits is het aantal counts (telpulsen) bij de minst significante digit van het digitale display en deze aanduiding wordt gewoonlijk gebruikt om een foutfactor van een digitaal meetinstrument aan te geven.

Actief vermogen

Een begrip dat wordt gebruikt voor vermogen indien er onderscheid moet worden gemaakt tussen schijnbaar vermogen, complex vermogen en zijn componenten en actief en reactief vermogen. Zie ampère-uur.

Ampère (A)

De eenheid van elektrische stroom. Ampère is als volgt gedefinieerd: Een ampère is de constante elektrische stroom, die, wanneer deze loopt door twee parallelle geleiders van oneindige lengte en met een verwaarloosbare diameter, op 1 meter van elkaar geplaatst in vacuüm, een lorentzkracht tussen deze geleiders produceert van 2 × 10-7 newton per meter lengte.

Ampère-uur (Ah)

Het verbruik van één ampère gedurende één uur.

Ampère-uur meter

Een elektriciteitsmeter die de integraal, als functie van de tijd, van de stroom van een stroomkring meet waarin de meter is aangesloten.

Schijnbaar vermogen (volt-ampère)

Het product van de aangelegde spanning en stroom in een wisselstroomcircuit. Schijnbaar vermogen, of volt-ampère, is niet het werkelijke vermogen van de stroomkring, omdat er geen rekening is gehouden met de arbeidsfactor.

Bandbreedte

De datatransmissiecapaciteit van een transmissiepad gemeten in bits of bytes per seconde.

Kalibratie

Afstelling van een apparaat zodanig dat het uitgangssignaal binnen een gespecificeerd bereik voor bepaalde waarden van het ingangssignaal ligt.

Capaciteit

1) De verhouding van een op een geleider aangelegde lading ten opzichte van de corresponderende potentiaalverandering. 2) De verhouding van de lading op elke afzonderlijke geleider van een condensator ten opzichte van het potentiaalverschil tussen de geleiders. 3) De eigenschap om een elektrische lading te kunnen opnemen.

Condensator

Een elektrische component met het vermogen om een elektrische lading op te nemen (= capaciteit).

Kathode

1) De negatieve elektrode, die elektronen of negatieve ionen afgeeft en in de richting waarvan positieve ionen worden getransporteerd of in een elektrochemische cel of dergelijke worden opgenomen. 2) De negatieve pool van een batterij of accu.

CEE

Internationale commissie voor de keuring van elektrisch materiaal Een Europese veiligheidsinstantie waarin de Verenigde Staten enkel als waarnemer participeren.

Geleidbaarheid

Het vermogen van een geleider om elektriciteit te transporteren, gewoonlijk uitgedrukt als percentage van de geleidbaarheid van een zachtkoperen geleider met dezelfde diameter.

Geleider

1) Een draad of combinatie van draden geschikt voor het transporteren van elektrische stroom. Geleiders kunnen zowel geïsoleerd als ongeïsoleerd zijn. 2) Elk materiaal waardoorheen elektronen kunnen stromen.

Kruipafstand

De kortste afstand tussen twee geleiders gemeten langs het apparaat dat hen scheidt. De kruipafstand is normaliter een ontwerpparameter van isolatoren of isolatiebussen.

Crestfactor

De verhouding tussen de maximumwaarde en de effectieve waarde. Dit begrip beschrijft het ingangssignaalbereik waarbinnen een meetinstrument lineair blijft werken, uitgedrukt als een veelvoud van de volle schaalwaarde van het gekozen bereik. Crest-factor = maximumwaarde/True-RMS-waarde Voor sinusgolven: crest-factor = 141/100 = 1,41

DC

1) Gelijkstroom.
2) Stroom die slechts in één richting loopt.

Decibel (dB)

Een eenheid die wordt gebruikt om de mate van verandering in het niveau van een elektrisch signaal of van de geluidsintensiteit uit te drukken. Een spanningsverhouding van 1 staat tot 10 is gelijk aan -20 dB, van 10 staat tot 1 aan 20 dB, van 100 staat tot 1 aan 40 dB en van 1000 staat tot 1 aan 60 dB. Een vermogensverhouding van 10 staat tot 1 is niet gelijk aan 20 dB maar aan 10 dB, omdat vermogen (P) evenredig is met het kwadraat van spanning (V).

dBm

Aantal decibels ten opzichte van één milliwatt. Hoe hoger de dBm-waarde, des te meer vermogen leveren of ontvangen de apparaten.

Diëlektrisch

1) Elk elektrisch isolerend medium tussen twee geleiders. 2) Het medium dat wordt gebruikt om voor elektrische isolatie of scheiding te zorgen.

Diëlektrische constante

Dit getal beschrijft de diëlektrische sterkte van een materiaal ten opzichte van een vacuüm, dat een diëlektrische constante van één heeft.

Diëlektrische test

Een test die wordt uitgevoerd om een isolatiesysteem te controleren. Er wordt gedurende een bepaalde tijd een bepaalde spanning aangelegd.

Diëlektrische weerstand

Het vermogen van isolerende materialen en afstanden om gedurende een bepaalde tijd (één minuut, indien niet anders aangegeven) zonder overslag of doorslag bepaalde overspanningen te doorstaan.

Diode

Een halfgeleidercomponent met twee aansluitingen (gelijkrichter) die een niet-lineaire stroom-spanningskarakteristiek vertoont. De functie van een diode is om stroom in één richting door te laten en stroom in de tegengestelde richting tegen te houden. De aansluitingen van een diode worden anode en kathode genoemd.

Farad

De capaciteitswaarde van een condensator waarbij een potentiaalverschil van één volt ontstaat als de condensator wordt geladen met een hoeveelheid elektriciteit van één coulomb.

Frequentie

In AC-systemen de snelheid waarmee de stroom van richting verandert, uitgedrukt in hertz (cycli per seconde); een maat voor het aantal complete cycli van een golfvorm per tijdseenheid.

Aarde

1. Een elektrotechnisch begrip waarmee het aansluiten op de aarde wordt bedoeld.
2. Een geleidende verbinding, bedoeld of onbedoeld, tussen een stroomkring of een elektrisch apparaat en de aarde of een geleidend object dat als aarde dienstdoet.

Harmonische

Een sinusvormige component van de spanning die een veelvoud is van de grondgolffrequentie. Harmonischen zijn hoofdzakelijk het resultaat van moderne elektronische apparatuur. Moderne elektronische apparaten zijn zodanig ontworpen dat zij stroom in 'pulsen' afnemen in plaats van met een gelijkmatig, sinusvormig patroon zoals dat bij oudere niet-elektronische apparatuur het geval was. Deze pulsen veroorzaken vervormde stroomgolfvormen, die op hun beurt weer tot een vervorming van de spanning leiden. Stroom- en spanningsharmonischen kunnen tot oververhitting van bedradingen, aansluitingen, motoren en transformatoren leiden en er bovendien voor zorgen dat stroomonderbrekers onbedoeld uitschakelen.

Henry (H)

De meter-kilogram-seconde-eenheid van inductantie, die gelijk is aan de inductantie van een stroomkring waarin een elektromotorische kracht van één volt wordt geproduceerd door een stroom in de stroomkring die varieert met de snelheid van één ampère per seconde.

Hertz (Hz)

1) Een eenheid van frequentie die overeenkomt met één cyclus per seconde. 2) Bij wisselstroom het aantal wisselingen van de negatieve en positieve polen per seconde.

I

Stroom

IEC

Internationale Elektrotechnische Commissie

Inductantie

1) De eigenschap van een stroomkring waardoor een stroomverandering een elektromotorische kracht opwekt. 2) Magnetische component van impedantie.

Inschakelstroomstoot

De eerste stroomstoot die merkbaar is voordat de belastingsweerstand of impedantie de normale bedrijfswaarde heeft bereikt.

Isolatie

1) Een niet-geleidend materiaal dat op een geleider wordt gebruikt om geleidende materialen in een stroomkring te scheiden. 2) Het niet-geleidende materiaal dat wordt gebruikt bij de vervaardiging van geïsoleerde kabels.

kilo

Een voorvoegsel dat één (1) duizendtal aangeeft.

kVA

1) Schijnbaar vermogen uitgedrukt in duizend volt-ampère. 2) Kilovolt-ampère geeft de uitgangswaarde aan die een transformator kan leveren bij een nominale spanning en frequentie zonder dat er een bepaalde temperatuurstijging wordt overschreden.

kVAR

kVAR is de eenheid van reactieve stroom die optreedt wanneer de spanning en stroom niet perfect gesynchroniseerd of niet in fase zijn.

kW

Werkelijk vermogen uitgedrukt in kilowatt (kW).

kWh

Kilowattuur, het verbruik van duizend watt gedurende één uur.

L

Een symbool voor inductantie. De meeteenheid is een 'Henry'.

LED

Lichtdiode

Megohmmeter

Een meetinstrument dat een gelijkspanning aanlegt en dat de weerstand van de isolatie van geleiders of apparaten (in miljoen ohm) meet.

Ohm (Ω)

Een eenheid van elektrische weerstand gedefinieerd als de weerstand van een stroomkring met een spanning van één volt en een stroom van één ampère.

Wet van Ohm

U=IR; I=U/R; R=U/I, waarin U = spanning die aan een stroomkring wordt aangelegd, I = stroom die door een stroomkring vloeit en R = weerstand van een stroomkring. De wet van Ohm wordt gebruikt om de spanningsval, foutstroom en andere karakteristieken van een stroomkring te berekenen.

Piek tot piek

De amplitude van de AC-golfvorm van de positieve piek naar de negatieve piek.

PF

Arbeidsfactor

Fasehoek

De hoekverplaatsing tussen een stroom- en een spanningsgolfvorm, gemeten in graden of in rad.

Faserotatie

Faserotatie definieert de rotatie in een meerfasig systeem en wordt meestal aangegeven als '1-2-3' tegen de klok in. Nutsbedrijven in de Verenigde Staten gebruiken 'A-B-C' voor de verschillende faseaanduidingen in plaats van '1-2-3'. Sommigen echter duiden de rotatie aan als A-B-C, A-C-B, of C-B-A tegen de klok in, waarbij 'A' voor zowel 1, 2 als 3 kan staan. In Europa koos men voor R-S-T als faseaanduidingen.

Polariteit

1) Het elektrotechnische begrip dat wordt gebruikt om de relatie tussen een spanning en een referentiepotentiaal (+) uit te drukken. 2) Met betrekking tot transformatoren is polariteit de aanduiding van de stroomrichting door de hoogspanningsklemmen afgezet tegen de richting door de laagspanningsklemmen.

Arbeidsfactor

De verhouding van verbruikte energie (watt) ten opzichte van het product van ingangsspanning (volt) maal ingangsstroom (ampère). Met andere woorden: de arbeidsfactor is het percentage van verbruikte energie ten opzichte van de energie die door de draden stroomt. Door condensatoren aan het systeem toe te voegen, wordt het inductie-effect van de condensatoren veranderd, waardoor een systeem met een normale arbeidsfactor (NPF) wordt omgezet in een systeem met een hoge arbeidsfactor (HPF).

Bereik

Nominale bedrijfsgrenswaarden, van het laagste kalibratiepunt tot het hoogste kalibratiepunt.

Werkelijk vermogen

De gemiddelde waarde van het directe product van volt en ampère gedurende een vaste tijdsperiode in een wisselstroomcircuit.

Referentiebereik

Een specifiek bereik van waarden van een invloedsgrootheid waarbinnen de transducer voldoet aan de eisen met betrekking tot intrinsieke fouten.

Referentiewaarde

Een gespecificeerde afzonderlijke waarde van een invloedsgrootheid waarbij de transducer voldoet aan de eisen met betrekking tot intrinsieke fouten.

Referentieomstandigheden

Gebruiksomstandigheden voor een transducer die zijn voorgeschreven voor het testen van de prestaties van de transducer, of om een geldige vergelijking van meetresultaten te garanderen.

Reststroom

De algebraïsche som, in een meerfasig systeem, van alle netstromen.

Weerstand

Het tegengestelde van stroom, uitgedrukt in ohm.

Root-Mean-Square (RMS)

De effectieve waarde van wisselstroom of spanning. De RMS-waarde van een wisselstroom of -spanning komt overeen met een gelijkstroom of -spanning die hetzelfde vermogen levert.

Kortsluiting

1. Een belasting die optreedt wanneer een niet-geaarde geleider in contact komt met een andere geleider of een geaard object. 2. Een abnormale verbinding met relatief lage impedantie, bewust of onbewust tot stand gebracht, tussen twee punten met een verschillend potentiaal.

Totale harmonische vervorming (THD)

THD (%THD, Total Harmonic Distortion oftewel totale harmonische vervorming): de som van alle stroom- of spanningsharmonischen naast de basisstroom of basisspanning, uitgedrukt als percentage van de grondgolf.

True RMS

De meeste wisselstromen en -spanningen worden uitgedrukt in effectieve waarden, ook wel RMS-waarden genoemd (Root-Mean-Square). De effectieve waarde is de wortel uit het gemiddelde kwadraat van de wisselstroom- of wisselspanningswaarden. Veel stroomtangen met stroomkringen van het gelijkrichtertype hebben schalen die zijn gekalibreerd in RMS-waarden voor AC-metingen. Maar zij meten in feite de gemiddelde waarde van de ingangsspanning of -stroom, ervan uitgaande dat de spanning of stroom een sinusgolf is. De conversiefactor voor een sinusgolf, die verkregen wordt door de effectieve waarde te delen door de gemiddelde waarde, is 1,1. Deze instrumenten geven foutieve meetwaarden aan als de ingangsspanning of -stroom een andere vorm heeft dan een sinusgolf.

V

Spanning; volt.

VA

1) Elektrische capaciteit of elektrische belasting, uitgedrukt als volt-ampère. 2) Volt-ampère geeft de uitgangswaarde aan die een transformator kan leveren bij een nominale spanning en frequentie zonder dat er een bepaalde temperatuurstijging wordt overschreden.

VAR

Volt-ampère reactief. Zie ook 'Reactief vermogen'.

Volt

Een eenheid van elektromotorische kracht. Het elektrische potentiaal dat nodig is om één ampère stroom met een weerstand van één ohm te produceren.

Spanningsval

Het spanningsverlies in een stroomkring wanneer er stroom vloeit.

Watt

1) Bij AC-metingen komt het effectieve vermogen (gemeten in watt) overeen met het product van spanning, stroom en arbeidsfactor (de cosinus van de fasehoek tussen de stroom en de spanning). Watt = E*I *COS(f). Een watt is een eenheid van vermogen waarin zowel het voltage als het ampèrage is opgenomen en die gelijk is aan het vermogen in een stroomkring waarin een stroom van één ampère vloeit bij een potentiaalverschil van één volt. 2) Een joule per seconde.

Wattuur

1) Een eenheid van arbeid die overeenkomt met het leveren van één watt vermogen gedurende één uur. 2) 3600 joule.

X

Reactantie uitgedrukt in ohm.

Z

Impedantie

Geplaatst in .